De vlieger, het kompas en de kaart vormen het didactische basismateriaal om cultuurbeschouwing op school en in de klas vorm te geven.
Om tastbaar te maken hoe dit materiaal zou kunnen gebruikt worden delen we graag enkele fictieve cases. Veel leesplezier!
Praktijkverhaal 1
Tijdens de ronde op maandagmorgen vertelt Liam dat hij dit weekend op uitstap ging naar de stad, samen met zijn tante. “Mijn tante is heel dik”, voegt hij toe aan zijn verhaal. “Dat mag je niet zeggen! Dat is onbeleefd!” roept Babette uit. Sommige kinderen vallen Babette bij in haar verbijstering. Liam voelt zich aangevallen en gaat in de verdediging: “Ik mag dat wel zeggen want dat is mijn tante. Als je iemand goed kent, mag je dat wel zeggen.” Begeleider Kristien voelt dat er spanning is en steekt haar hand op. De rondeleider geeft haar het woord.
Begeleider: “Ik vind het interessant wat jullie zeggen over dik zijn of iemand dik noemen. Laten we daar even samen naar kijken. Liam, jij vertelt dat je tante dik is. Wat maakt dat je dat zegt?”
Liam: “Euhm, ja het is gewoon zo. Ze is gewoon dik. Of ja, dikker dan mijn mama toch.”
Begeleider: “Hmm, het is gewoon zo. Interessant dat je dat zegt. Babette, jij was niet akkoord met de beschrijving van Liam. Vertel eens, hoe komt het dat je zo reageerde?”
Babette: “Dat kan echt kwetsen als je dat zegt. Mijn mama is ook een beetje dik en als iemand dat tegen haar zegt, voelt ze zich heel slecht.”
Begeleider: “Dat kan ik wel snappen, eigenlijk. Zijn er ook andere woorden voor ‘dik’ die mensen gebruiken?”
Kinderen, door elkaar: “Mollig, zwaar, volslank, stevig, vet, rond, obesitas [Begeleider: misschien bedoel je ‘obees’, dat is het bijvoeglijk naamwoord]” Kristien noteert alles aan het kringbord.
Begeleider: “Babette had het over ‘kwetsen’. Liam had het over ‘dat is gewoon zo’. Liam bedoel je dan dat je je tante gewoon wil beschrijven en het wil zeggen zoals het is?”
Liam: “Ja”
Begeleider: “Wat zijn de verschillen tussen al deze woorden? Welke zijn kwetsend bedoeld en welke zijn meer een beschrijving?”
De kinderen bespreken elk woord en denken na over hoe het kan overkomen bij de ontvanger. Begeleider Kristien vertelt tenslotte over hoe ‘dik zijn’ vroeger als schoonheidsideaal werd beschouwd, als een teken van rijkdom. Ze illustreert dit met enkele schilderijen van Rubens.
Praktijkverhaal 2
FOPEM-school De Luchtballon kreeg zonet het nieuws dat er een Oekraïense vluchteling bij hen op school is ingeschreven: Nataliya. Begeleider Eva schiet wat in paniek: hoe moet ze dat aanpakken? Hoe kan ze Nataliya zich op haar gemak laten voelen? Wat zal dit voor de andere kinderen en groepssfeer betekenen? Het team schiet Eva meteen te hulp: hang foto’s uit van Nataliya’s thuisland, leg Oekraïense muziek op, laat de klas Oekraïense vlaggetjes maken en hang ze als een slinger op in de gang om haar te verwelkomen. Zorgcoördinator Timo onderbreekt het gesprek: “Sorry, maar dit voelt niet goed. Ik heb het gevoel dat we hier wel iets kunnen met cultuurbeschouwing” Ze nemen er het materiaal bij, het team voelt dat het inderdaad anders kan.
Enkele dagen voor Nataliya op school arriveert, heeft Eva een gesprek met de klas over verhuizen en heimwee. Elk kind kent het gevoel en heeft er een verhaal over te vertellen. Tijdens creatietijd gaan sommigen aan de slag met verf en papier: ze verbeelden het gevoel van heimwee. Welke kleuren vatten het goed samen? Eva vraagt door en helpt hen het gevoel op papier krijgen. Andere kinderen schrijven een vrije tekst over heimwee: toen ze op kamp gingen, tijdens een verjaardagsfeestje bij een klasgenoot, voor de eerste keer logeren bij oma,...
Wanneer Nataliya enkele dagen in de klas is, schrijft Eva het woord ‘heimwee’ in het Nederlands en het Oekraïens op het bord. In de kring vertellen de kinderen met hun tekening wat heimwee voor hen inhoudt, ze wijzen de kleuren en figuren aan en vertellen wat het betekent. Anderen lezen hun vrije tekst voor, die Eva ook liet vertalen in het Oekraïens. Ook Nataliya’s beurt wordt niet overgeslagen. Eva wijst naar het woord op het bord. Even wordt het stil. Nataliya wijst naar één specifieke tekening van een kind, dat voor haar verbeeldt hoe heimwee voelt. Het is een krachtig moment voor de hele klasgroep.
Praktijkverhaal 3
Als verjaardagsritueel bij de jongste kleuters vullen het kind en de ouders samen een koffer. “Wat moet er precies in die koffer?” vragen ouders vaak op de eerste leefgroepvergadering. “Wat jij en je kind belangrijk vinden rond verjaren of geboren worden” antwoord ik dan. Sommigen steken er een geboortekaartje, doopkaars, een boekje met mantra’s in. Anderen vullen het met lievelingsspeelgoed, foto’s van de familie, een tekening. Nog andere koffers bevatten een geboortejuweel, de eerste schoentjes of snoep.
Ik neem telkens iets uit de koffer en vraag: “Jij of je ouders vinden dit voorwerp belangrijk. Kan je daar iets meer over vertellen?” We denken met de groep ook na waarom dit voorwerp bij ‘verjaren’ of ‘geboren worden’ zou kunnen horen.
Op school wordt er niet met snoep getrakteerd, de ouders en kinderen weten dat. Toch komt bij de verjaardagskoffer heel vaak de vraag vanuit de groep of er getrakteerd wordt. “Hier op school doen we dat niet. We vinden gezond eten belangrijk. We willen ook niet dat je ouders veel geld betalen om alle kinderen van de klas een traktatie te geven” leg ik uit. Er komen steeds boeiende gesprekken uit voort: “Mijn papa trakteert altijd met koffiekoeken op zijn werk voor zijn verjaardag. Ik ga dat later ook doen.” “Als ik jarig ben, dan krijg ik zelf taart en snoep. Ik vind dat raar: zelf jarig zijn, maar snoep aan andere mensen moeten geven.” “Mijn oma maakt koekjes als iemand jarig is. En dat moet je dan geven aan de buren en aan je familie.” “Ik vind snoep niet lekker. Als ik jarig ben, vraag ik altijd om mango te eten. Veel lekkerder!”
“Interessant”, zeg ik dan “hoe dat anders kan zijn: op het werk, in de familie, op school. Ik ben benieuwd hoe dat is bij de andere kinderen op school. Misschien kunnen we hen eens vragen of zij trakteren als ze jarig zijn en hoe ze dat dan doen.” We maakten een tekening over trakteren en publiceerden die op onze klasblog met de vraag “Trakteer jij als je jarig bent? Waarom? Hoe doe je dat dan? Stuur ons een brief.” Veel kinderen uit de school bezorgden een briefje in onze klasbrievenbus. Ze werden allemaal voorgelezen in de kring. Zo ontdekten we nog meer gelijkenissen en verschillen.
Praktijkverhaal 4
Tijdens de klassenraad van leefgroep 3 worden de klastaken nog eens onder de loep genomen. Het poetsen en afwassen worden niet zo consequent opgevolgd met als gevolg dat de volgende met die klastaak dubbel werk heeft. Twee jongens – Sander en Ramesh – houden zich afzijdig. Begeleider Johan merkt het op. “Sander en Ramesh, ik merk dat jullie wat stil zijn bij dit puntje van klastaken. Ik ben benieuwd wat jullie hierover denken. Willen jullie daar iets over vertellen?” Sander kruist zijn armen en kijkt om zich heen: “Ik vind eigenlijk… ja ik weet het niet goed. Maar ik denk dat afwassen niet voor jongens is.” Ramesh knikt en voegt er aan toe: “Ik heb dat nog nooit gedaan.” Enkele kinderen in de kring knikken hevig van ‘nee’ en laten hun ongenoegen blijken. “Dat vind ik interessant, wat jullie daar zeggen” bedenkt begeleider Johan zich luidop. “Dat wil ik wel eens samen met jullie onderzoeken. Oké, we proberen eens: wie nog nooit heeft afgewassen, gaat recht staan.” Enkele kinderen staan op. Johan knikt en gaat verder: “Wie thuis soms moet helpen in het huishouden, klapt in de handen” “Wiens mama meestal het huishouden doet, zwaait even” “Wie netheid in de klas belangrijk vindt, wrijft in de handen.” “Wie graag een propere en ordelijke omgeving heeft, thuis of in de klas, die zegt ‘ja’” “Wiens broer, papa of neef soms opruimt of poetst, zet een stap naar voren.”
Met een grote betrokkenheid laten de kinderen steeds zien wat voor hen juist of waar is. Sommige kinderen weten meteen hun antwoord, anderen wachten af of aarzelen. “Wat zien we gebeuren? Welke interessante antwoorden komen naar boven?” vraagt begeleider Johan aan de klasgroep. “Thuis kan het anders zijn dan op school” antwoordt Minke spontaan. “Ja, hier zijn er regels die we samen moeten respecteren. Anders draait het in de soep” vult Royan aan. Samen komt de klasgroep er op uit dat klastaken voor iedereen zijn en dat je sommige taken leuker vindt dan andere. De kinderen verzinnen ideeën om een klastaak die je niet fijn vindt leuker te maken.
Praktijkverhaal 5
Een vriend van mij vertelde over het mooie afscheid van zijn vader. Hoe ‘Rietje’ dat afscheid gepland had. En hoe ze met de familie naast dat bed stonden. De dokter die het juiste moment afwachtte en Rietje die zo met zijn hand wuifde: kom, het is goed geweest … Ik voel in de vriendengroep dat hier verschil op zit en het thema voor beroering zorgt. Een aantal mensen waren Rietje nog gaan bezoeken. Wat moet je dan zeggen? Echt ongemakkelijk afscheid nemen als je weet dat het de laatste keer is. Iemand anders vond dat net mooi. ‘Veel hoef je eigenlijk niet te zeggen. Gewoon daar zijn, was voor mij van betekenis.’
Praktijkverhaal 6
Een goeie vriendin geeft een trouwfeest en mijn partner en ik lopen vast op een goed cadeau. De klassieke enveloppe met geld of gaan we toch voor iets origineler? Een uitstap of een verrassingsreisje? Is een ervaring niet veel betekenisvoller dan zomaar geld? En welk bedrag is ondertussen standaard of passend hier? Ik moet denken aan mijn oma die gechoqueerd reageerde toen ze de eerste keer een bankrekeningnummer op een uitnodiging zag. Wat is er mis met een cadeau, vroeg ze? Een gegeven paard kijkt men niet in de bek ...
Praktijkverhaal 7
Op bosklas verzamelen we onmiddellijk na het ontbijt onder de grote appelboom. Cédric komt in paniek aan mijn mouw trekken: “Maar juf, we hebben onze tanden nog niet kunnen poetsen.” "Heb je dat deze ochtend nog niet gedaan dan? Er is nu geen tijd meer voor. Poets ze dan vanavond dubbelhard, OK?” Cédric kijkt onbegrijpelijk en loopt dan toch maar naar de appelboom. Het voorval blijft nog de hele dag door mijn hoofd spoken. Wat had ik beter of anders kunnen doen? Ik ga straks toch nog eens met Cédric praten en me verontschuldigen voor het ongemak. En volgend jaar bij de organisatie van de bosklassen, wil ik met mijn collega toch beter nadenken over dagindeling en rituelen. Alhoewel ik ook besef dat we niet alles voor iedereen perfect kunnen krijgen. Thuis is altijd een beetje anders dan op bosklas. Een uitdagend evenwicht ...
Praktijkverhaal 8
In de klasraad is er discussie over vuile schoenen en pantoffels. Met één keer per week klastaak vegen, komen we er niet. Er komt elke dag veel modder binnen na de speeltijd, ook al gebruiken we pantoffels. Ada vraagt zich af of stofzuigen niet beter zou werken? Melissa vindt dit grappig: “In de scouts hebben wij ook geen stofzuiger hoor. Stofzuigers zijn dingen voor thuis.” Ada durft haar behoefte toch herhalen. Ze vindt al dat zand op de grond echt vies. We wisselen nog meer gedachtes uit. Ook over de pantoffels zijn blijkbaar veel frustraties. Een aantal jongens vinden die pantoffels ‘kinderachtig’. De groep vraagt door wat ze bedoelen. Ze krijgen het niet helemaal uitgelegd. Maar voor hen zou het goed zijn als ze in de klas ook gewoon op kousen mogen lopen. Uiteindelijk wordt beslist om twee keer week grondig te vegen en de pantoffel-kous-regel moeten we gewoon veel consequenter toepassen. Achteraf na de klasraad bedank ik Ada voor haar mooie vraag. “Jij vindt netheid echt belangrijk. Ik ben daar blij mee”, zeg ik.
Comments