Is de buitenste laag van het kompas de moeilijkste? Misschien voor mij, misschien ook voor jou. Maar dat geldt zeker niet voor iedereen. Dat ‘moeilijke’ gevoel is wellicht omdat we het niet gewoon zijn aandacht te geven aan die laag.
Mensen gebruiken een beeldentaal om vragen over leven, dood, de oorsprong en de zin van ons bestaan te beantwoorden. Je bouwt aan een eigen innerlijke beeldentaal en ontwikkelt een gevoeligheid voor zingeving.
Je kan vele namen bedenken voor de buitenste laag: het universum, de kosmos, het heelal, de ruimte...
Als je geboren wordt, ben je op dat specifieke moment de belangrijkste persoon voor je ouder of ouders. Maar zoom je uit, dan ben je slechts een onbeduidend stipje in de grootsheid van het universum. Ook de aarde lijkt vanuit de ruimte slechts een blauwe, vale stip.
Kinderen gaan op een bepaald moment in hun leven vragen stellen over die buitenste laag.
"Toen ik nog niet geboren was, waar was ik dan?"
"Waarom gaat iedereen dood? Ik wil niet dood, ik vind het hier leuk."
"Als oma dood is, waar is ze dan nu?"
Als volwassene kan het onwennig voelen om aandacht te geven aan die vragen. Het ene kind is er ook al meer mee bezig dan het andere. Hoe spreek je over die laag, over die vragen waar we zelf vaak geen antwoord op hebben?
Het is belangrijk dat kinderen merken dat ze met hun besef van nietigheid, van 'er is iets meer' niet alleen zijn; dat ze weten dat er nog kinderen zijn die zo'n ervaring hebben. Je hoeft het daarom niet helemaal open te trekken of zware, filosofische gesprekken te voeren. Maar het doet er wel toe dat kinderen zich op een manier kunnen herkennen: met een verhaal, een kunstwerk, een muziekstuk, een activiteit...
Comentarios