top of page

6. Drie sporen

In FOPEM-scholen werken we voor wereldoriëntatie niet met handboeken. We bereiken de eindtermen met een complexe klas- en schoolstructuur. Die kunnen we structureren in drie sporen.

Duur

Het duurt gemiddeld 2 uur en 30 minuten om de filmpjes te bekijken en de opdrachten te doen.

​

​

​

​

​

Materiaal

Leerboekje

W.O.-waaier

Dit sjabloon voor de vaste werking

​

Jouw klaslokaal

​

​

​

Korte inhoud

Werken aan wereldoriëntatie doe je op drie sporen: de vaste werking, ervaringsgericht werken vanuit de groep, gestuurd aanbod vanuit de begeleider. Als die in evenwicht zijn, kan je garanderen dat de minimumdoelen bereikt worden.

Vorig hoofdstuk 

Wereldoriëntatie heeft zes deeldomeinen. We willen die ervaringsgericht realiseren, niet met handboeken. Daarom is het cruciaal dat je die minimumdoelen goed in de vingers hebt.

​

​

Filmpje: geen handboeken

Korte inhoud filmpje: 

Het cahier W.O. heeft geen tussendoelen want we vertrouwen op de ervaringsgerichte werking. De eindtermen aan het einde van het zesde leerjaar zijn de enige verplichte doelen. Het zijn al een pak minder doelen vergeleken met het vorige leerplan voor W.O., maar het zijn er nog altijd te veel om er zomaar op te vertrouwen dat ze wel bereikt zullen worden. Scholen hebben dan ook tijdens de implementatie onderzocht hoe ze de eindtermen bereiken zonder dat ze tussendoelen krijgen vanuit de koepel. Het antwoord op die vraag was nooit met handboeken, voor wereldoriëntatie is dat echt not done. Vooral omdat die ervaringscyclus enkel in gang wordt gestoken door actief te zijn.

​

Voor we daar verder op in gaan is er eerst de kennisclip over waarom-hoe-wat. 

Kennisclip: waarom-hoe-wat

Korte inhoud filmpje: 

Waarom? 

Met het cahier willen we de vrijheid teruggeven aan de scholen en leerkrachten: het cahier bevat geen tussendoelen en neemt enkel de eindtermen op als leerplandoelen, zodat scholen en begeleiders ook de ruimte hebben om aan hun eigen doelen te werken. 

​

Hoe? 

Door geen tussendoelen (vooraf bepaald) op te nemen pleiten we voor ervaringsgericht, beklijvend onderwijs zonder handboek. Onze vijf voelsprieten helpen ons ervaringsgericht te werken. Het doel van het cahier is een duurzame implementatie: met hoofd, hart en handen. Daarvoor is een onderzoekende houding belangrijk: blijven proberen, onderzoeken dat de eindtermen op een kwalitatieve, ervaringsgerichte manier bereikt worden. 

​

Wat? 

Het doel van het cahier is om de eindtermen te bereiken, maar via een soepele leerlijn. Een soepele leerlijn nodigt een coöperatieve schoolwerking uit, in tegenstelling tot de strakke leerlijn die de tussendoelen bepaalt per leerjaar. Door de complexe klas- en schoolwerking in kaart te brengen via de drie sporen kan je zo’n soepele leerlijn eenvoudiger uitwerken. 

Filmpje: vaste werking in jouw school

Korte inhoud filmpje: 

Het cahier W.O. is in elke school anders. Elk team ging namelijk op zoek naar wat in hun school nodig is om die eindtermen te bereiken. Voor de ene school is historische tijd echt een blinde vlek terwijl een andere school daar misschien helemaal geen problemen mee heeft. Vraag daarom aan je cahiercoach en collega's wat die vaste werking in jouw school is en wat uit dat onderzoek kwam.

​

De eindtermen van wereldoriëntatie bereiken we niet met handboeken, maar wel met een complexe klas- en schoolwerking. Die werking kunnen we samenvatten in drie sporen: de vaste werking, ervaringsgericht werken vanuit de klasgroep, gestuurd aanbod door de begeleider. De drie sporen zijn een onontbeerlijke oefening die je moet maken om het cahier in je klaswerking te implementeren.

Kennisclip: drie sporen

Korte inhoud filmpje: 

Het cahier W.O. creëerde ruimte en gaat uit van de expertise van onze begeleiders om zelf een soepele leerlijn uit te werken per school. Het cahier bevat dus enkel ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Ontwikkelingsdoelen zijn onderwijsdoelen die na te streven zijn, terwijl de eindtermen bereikt moeten zijn op het einde van het zesde leerjaar. Er zijn drie sporen waarlangs onze leerlingen de eindtermen kunnen bereiken. 

​

Het eerste spoor is de vaste werking. Dit betekent wat elk jaar gegarandeerd is voor elk kind (bv onderhouden van de moestuin, fietsparcours, yoga, forum…). De vaste werking bestaat uit infrastructuur, vaste activiteiten, pedagogische keuzes. Het gaat dus om eindtermen die de leerlingen bereiken door school te lopen en waar weinig expliciete aandacht aan besteed moet worden.  

​

De ervaringsgerichte didactiek vormt het tweede spoor. Het gaat om doelen die sowieso aan bod komen in een ronde (bv. natuur, sport, verkiezingen), werkstukken en projecten… In dit spoor komen de voelsprieten ten tonele door in te pikken op de verhalen van leerlingen en die te verrijken, verdiepen en verbreden.  

​

Voor sommige doelen zijn er echter weinig kansen om in te spelen op ervaringen (bv. doelen techniek) of sommige doelen hebben extra aandacht nodig. Via het derde spoor, het gestuurd aanbod, bekijkt het team welke doelen waar aan bod zullen komen tot ze een soepele leerlijn bekomen. Het kan ook helpen tijdens het schooljaar te onderzoeken welke doelen al aandacht hebben gekregen en indien nodig bij te sturen. Op die manier kan je garanderen dat ook deze doelen bereikt worden. 

Filmpje: belang en voordelen van de drie sporen

Korte inhoud filmpje: 

Met die drie sporen proberen we een zo vrij en geïntegreerd mogelijk klasklimaat te creëren. Op die manier wordt ervaringsgericht werken en natuurlijk leren mogelijk. Ervaringsgericht werken lijkt vrijheid blijheid maar vergt eigenlijk zeer veel structuur.

​

Tegelijk geven die drie sporen ook structuur, rust en vertrouwen. Als scholen hun vaste werking - dat eerste spoor - in kaart brengen komt er inzicht, rust en vertrouwen. Het geeft ook zeer duidelijk weer wat de blinde vlekken en de concrete to do's zijn. 

​

Wanneer je de vaste werking van jouw school bekijkt, voel je al snel wat de werkpunten zijn. Wie weet staat er ook heel duidelijk in wat verwacht wordt in jouw klas. Een volgende opdracht is om de vaste werking van je eigen klas eens helemaal in kaart te brengen.

Voorbeeld: drie sporen in een fictieve school

Hieronder kan je een fictief verhaal lezen. Noteer in je leerboekje wat je goed vindt in het verhaal. Markeer daarna de dingen die haalbaar zijn in jouw school of klas.

​(1) In de fysieke omgeving, of infrastructuur, van onze school en klassen zitten er al heel wat kansen voor de leerlingen om met wereldoriëntatie in aanraking te komen: er is een fietsparcours op de speelplaats, we hebben een grote tuin met materiaal om kampen te bouwen en in elke klas hangt een tijdlijn die we intensief gebruiken. Op die manier komen er zaken uit de deeldomeinen verkeer, techniek en tijd aan bod. We doen ook elke week een kookactiviteit met de kleuters, zo zetten we extra in op natuur, techniek en mens. Er is een samenwerking met het natuur-educatief centrum in de buurt. Alle klassen hebben hier een eigen traject lopen, maar vooral de tweede graad is hier geregeld te gast. Maar het kan ook kleiner: in elke klas starten we de dag met het overlopen van de dag- en weekplanning, zo stimuleren we zelfstandigheid (mens) en herhalen we tijdsbegrippen. Onze begeleider uit de eerste graad volgde een intensieve training Rots & Water. Ze leert de andere teamleden elk op hun eigen tempo hoe ze dit in hun klas kunnen gebruiken en ze geeft om de zoveel tijd een sessie in elke klas. Van daaruit ontwikkelden we met de leerlingen regels om conflicten op te lossen, er hangen dan ook posters op de speelplaats die de leerlingen zelfstandig gebruiken bij ruzie (mens en maatschappij). Zo werken we met onze pedagogische keuzes ook impliciet aan W.O.

​

(2) Elke begeleider weet hoe we hier op school ervaringsgericht aan de slag gaan, ze hebben namelijk inzicht in hun voelsprieten. We legden een aantal afspraken vast en zorgen ook geregeld voor vorming hierrond. Iedereen werkt in zijn klas op z'n eigen manier, maar er is wel een rode draad herkenbaar. Bij de dagelijkse ronde gebruikt elke begeleider de LSD-techniek (luisteren, samenvatten, doorvragen). We spraken ook af dat iedereen de mindmap uit de W.O.-waaier steeds bij zich heeft tijdens rondegesprekken. Zo kan de begeleider op een spontane manier de minimumdoelen (= ontwikkelingsdoelen en eindtermen) aanbrengen. Bij het oudste lager leggen we die mindmaps soms in het midden van de kring, andere leerlingen proberen dan van daaruit een rondeverhaal of -vraag te verrijken.

​

Voor onderzoekjes en werkstukken maakten we met een werkgroepje in het lerarenteam een basisscenario. In het begin is dat nog met duidelijke stappenplannen, maar gaandeweg weten de leerlingen hoe ze tot een sterk en diep onderzoek komen. Er zijn ook verschillende fiches voorhanden in de klas om specifieke W.O.-thema's te onderzoeken: techniekfiche, paspoort van een dier, historisch feit onderzoeken,...

​

Onze projecten blijven wel de manier om intensief en uitgebreid bepaalde minimumdoelen aan bod te laten komen. Na de brainstorm vullen we altijd samen een projectfiche in die ons breder helpt kijken. Onze begeleiders hebben de eindtermen goed in hun vingers. Zo kunnen ze tijdens onderzoekjes en projecten kansen aangrijpen om naar bepaalde eindtermen toe te werken. Tijdens een project over het Oude Egypte bijvoorbeeld werd er sterk gefocust op het wiskundige en creatieve aspect, de leerlingen bouwden zelf een piramide. De begeleider zag echter ook kansen voor een geografische duiding. Ze opperde het idee voor een inleefdag waarbij ze extra aandacht besteedde aan het klimaat in Noord-Afrika en de invloed daarvan op de leefgewoonten. Onze projecten zijn dus duidelijk een samenspel van vraaggestuurde- en aanbodgestuurde activiteiten. Op de grote W.O.-mindmap in onze klas schrijven we naast alle thema's de naam van het project, zo zien zowel de begeleider als de leerlingen waar vaak rond gewerkt wordt en waar minder.

 

(3) Soms gebeurt het dat er zich geen kansen voordoen tijdens die projecten of tijdens een ronde om sommige eindtermen te bereiken. Een klassieker is provincies. We spraken in onze soepele leerlijn af dat de begeleider van de tweede graad rond de paasvakantie checkt hoe vaak en hoe intensief eindtermen rond provincies, rivieren en andere geografische thema's aan bod kwamen. Op basis daarvan beslist hij om in het derde trimester extra in te zetten op die specifieke eindtermen. Over het algemeen checkt elke begeleider rond de kerst- en paasvakantie op de grote W.O.-mindmap in zijn of haar klas welke minimumdoelen nog weinig in een project kwamen. Zo is er weer een alertheid om die doelen aan te brengen als er zich een vraag vanuit de leerlingen voordoet, of soms zelf als begeleider een thema in te brengen. We organiseren ook extra ateliers rond die ontwikkelingsdoelen en eindtermen die echt onderbelicht blijven  (ad hoc les).

​

Er staan ook enkele vaste lessen op het programma: een lessenreeks rond seksualiteit bij de oudste leefgroep en Nieuws in de klas gedurende een maand â€‹bij de tweede graad. Vanuit evaluatie en de paralleltoetsen weten we ook dat de historische tijdlijn als geheel vaak onvoldoende gekend en gebruikt wordt. Daarom is er om de twee jaar een verplicht project bij het oudste lager rond geschiedenis: elk groepje onderzoekt een historisch persoon, gebeurtenis en uitvinding en stelt dit voor aan de klas. In die projectweken bezoeken we ook het STAM (stadsmuseum) in Gent.

 

Op dit moment is het lerarenteam zich helemaal aan het bijscholen rond techniek op basis van de cahiernieuwsbrief Special techniek. Van daaruit gaan we onderzoeken hoe we in de drie sporen het deeldomein techniek nog meer in de verf kunnen zetten.

Voorbeeld uit De Klaproos

  1. Neem er terug de W.O.-waaier bij (die vind je hier).

  2. Open het voorbeeld hieronder. Bekijk de vaste werking op schoolniveau. Wat herken je in jouw schoolwerking?

  3. Zoek jouw klas in het voorbeeld. Wat komt overeen met jouw klaswerking? 

  4. Kies er twee dingen uit die je aanspreken en graag in de vaste werking van jouw klas wil steken.

 

* Leefgroep 1 = onthaalklas en eerste kleuter, leefgroep  2 = tweede en derde kleuter, leefgroep 3 = eerste en tweede leerjaar, leefgroep 4 = derde en vierde leerjaar, leefgroep 5 = vijfde en zesde leerjaar. 

Opdracht: de vaste werking in mijn klas

  1. Neem er terug de W.O.-waaier bij (die vind je hier).

  2. Open dit Word-document.

  3. Vul de vaste werking van jouw klas aan. Gebruik de kleuren van de W.O.-waaier door je kernwoorden te markeren in geel, blauw, oranje, roze, groen of paars. Je neemt hier best enkele dagen de tijd voor.

  4. Welk kleur (dus welk deeldomein) komt veel aan bod, welk kleur weinig?

  5. Wat loopt goed en is elk schooljaar voor elk kind gegarandeerd?

  6. Wat loopt goed maar is niet elk schooljaar voor elk kind gegarandeerd?

  7. Wat wil je verbeteren of nieuw leven inblazen?

Filmpje: drie sporen in jouw klaswerking

Korte inhoud filmpje: 

Over het tweede spoor - ervaringsgericht werken vanuit de klas - en het derde spoor - gestuurd aanbod vanuit de begeleider - is in jouw school ook al nagedacht. 

​

Het tweede spoor gaat over: hoe worden projecten en werkstukken aangepakt, wat moet er zeker in jouw project aan bod komen.

​

Het derde spoor gaat over schooleigen leerlijnen. De ene school zal kaartgebruik bijvoorbeeld centraal stellen in de vierde leefgroep, de andere school zal sterk focussen op weer en klimaat tijdens de boskampen. Het zijn dus vastgelegde stukjes die verankerd worden in de soepele leerlijn. Op die manier wordt die soepele leerlijn een beetje minder soepel. 

​

Je kan vanuit de analyse van jouw vaste klaswerking ook zelf dingen in je derde spoor steken. Als je nu net hebt gezien dat het stuk rond dagelijkse tijd niet voorkomt in je vaste werking dan kan je beslissen om daar een gestuurd aanbod rond te doen. 

​

Probeer gaandeweg met die sporen te werken en die in te vullen vanuit jouw klaswerking. Het tweede spoor is iets wat je vaak pas achteraf ziet, het eerste en derde spoor zijn wel meer op voorhand bepaald. Op het einde van de week kan je steeds kijken hoe je de drie sporen hebt ingezet in je klas.

Vragenlijst: de vaste werking van je klas

Je analyseerde zonet je vaste werking. We zijn benieuwd hoe dat ging en wat jouw blinde vlekken zijn. Deel het met ons in de vragenlijst hieronder.

Zwarte vloerlamp

Reflectiemoment

Hoofdstuk 6 is bijna afgerond!

Tijd voor een reflectiemoment.

Neem er je leerboekje bij.

  1. Je analyseerde  je vaste werking. Wat is het meest dringende dat je zo snel mogelijk wil aanpakken? Hoe en wanneer ga je dit doen?

  2. Neem die oplijsting van je vaste werking mee naar je cahiercoach. Bespreek die even. Ben je belangrijke zaken vergeten? Zijn er dingen waar andere collega's ook tegenaan lopen?

  3. Heb je het juiste, voldoende en kwalitatief materiaal in je klas? Check even met je coördinator in welke mate je nieuwe dingen kan aankopen.

Hoofdstuk 6 'Drie sporen' is voltooid! Klik op de pijl om verder te gaan naar hoofdstuk 7 'Vijf voelsprieten'

bottom of page